maandag 31 oktober 2011

Ach, misschien had Ronald Giphart zijn dag niet, toen hij die zogenaamde Lofrede schreef. De grote vraag met betrekking tot het broddelwerk dat hij leverde voor de volksuitgave van Het leven is vurrukkulluk is natuurlijk: hebben ze dat stukje bij de CPNB niet gelezen voordat ze het naar de drukker stuurden? Of vonden ze het wel mooi zo? Wel verstand van boeken als koopwaar, maar niet van taal en stijl?

zaterdag 29 oktober 2011

Doa tuut 't in reprise


Misschien niet toevallig in het weekeinde na Allerzielen wordt in het Belgisch-Limburgse Eisden mijn theatermonoloog Doa tuut 't, een terugblik op het Limburgse mijnwerkersverleden, opnieuw op het toneel gebracht. Twaalf jaar na de premiere in Maastricht.
Opmerkelijk: aan het eind van de voorstelling door Theaterlabo Anno8 neemt een accordeon het spel over. Een 'luchtinstrument' als de tuba waarmee ik het stuk destijds liet eindigen, maar van een andere orde. Misschien zal die accordeon nog aangrijpender voelbaar kunnen maken waar het mij in mijn 'monoloog voor stem en tuba' destijds om ging: de ademnood van de mijnwerker met stoflongen. De accordeon als borstkas.


vrijdag 21 oktober 2011

Verstopte doos


Nederland leest de ‘Lofrede’ die Ronald Giphart schrijfbabbelde voor de CPNB-uitgave van Het leven is vurrukkelluk. Het werd een klein brevet van onvermogen. Een ongeinspireerd woordje vooraf, dat bij Camperts roman zelfs als nawoord had misstaan. Stilistisch uiterst zwak bovendien. Het leven is vurrukkulluk een ‘vurrukkulluke’ roman noemen ­– kan het flauwer? Ja. Giphart verzint zelf ook nog een woord: vurschrukkulluk. ‘Vurschrukkulluk geestig’ is de roman waarvan hij de lof probeert te zingen, zonder in te zien dat een woord als ‘verschrikkelijk’ in tegenstelling tot ‘verrukkelijk’ nu juist niet op joyeuze campertiaanse wijze gespeld kan worden.
Enfin, Ronald Giphart is geen dichter, misschien ligt het daaraan. Maar wat te denken van een prozaschrijver die ‘onder de gewelven van onze school’ (he, waar?) ‘een verstopte doos met jaargangen schoolkranten’ vindt? Pardon? Een verstopte doos? Zoiets als een verstopte neus? Een verstopt toilet?
Giphart is idolaat van Remco Campert. Dat kan, en dat mag natuurlijk. Maar wanneer hij trots vertelt hoe hij van de schrijver tegen het einde van een gezamenlijke lezingentoernee ten afscheid drie zoenen ontvangt, lezen we dat dit gebeurde terwijl ‘ik mij ondertussen gewaar werd hoezeer ik deze man bewonderde.’ Zich iets gewaar worden. Beseft Ronald Giphart ‘zich’ niet hoezeer zijn krakkemikkige stijl contrasteert met de elegante woordkunst van Camperts roman?
Drie zoenen. Wat staat er precies? ‘Het moment erop gaven we elkaar drie klappende volzoenen.’ Volzoenen? Klappende?
‘Als ik op dat moment een paraplu had gehad, was ik zo vanaf het dak naar beneden gesprongen.’
Op dat moment? Hoe doe je dat, terwijl je in een lift staat vanaf het dak naar beneden springen?