Open
brief aan de hoofdredactie van Dagblad De Limburger en Limburgs Dagblad
Geachte
heren Brinkman en Paulissen,
De minimale
'verantwoording' die u vandaag, 2 januari, op cultuurpagina B10 van Dagblad
De Limburger en Limburgs Dagblad liet afdrukken bij een ingezonden
brief over het artikel van 31 december 2013 in de serie over de toekomst van de
cultuur in Limburg, wordt in uw troosteloze poging de kool en de geit te sparen
hevig ondergraven door het commentaar dat de heer Brinkman gisteren op de affaire
gaf via nieuwszender L1.
De heer Brinkman,
die in een telefoongesprek met mij nog had aangegeven het als een
journalistieke fout te zien dat op zijn redactie niet was opgemerkt dat het
stuk van de heer Dautzenberg aperte verzinsels bevatte die als feiten
(zogenaamd letterlijke citaten uit mijn boek In en onder het dorp)
werden gepresenteerd, vertelde later voor de L1-microfoon doodleuk dat de
bijdrage van medewerker Dautzenberg een 'literaire' bijdrage was. Daar was hij
achter gekomen doordat de heer Dautzenberg hem dat achteraf had gezegd. Let
wel, pas nadat ik (niet de redactie dus) het lezersbedrog had
gesignaleerd en bij de hoofdredactie aan de bel had getrokken. Had ik de
hoofdredactie niet ter verantwoording geroepen, dan was er in het geheel niets
gebeurd en waren de lezers van de beide kranten (die een kwaliteitsstatus
nastreven...) volstrekt onkundig gebleven van het feit dat het gewraakte stuk
een met leugens en hersenspinsels doorspekte rancuneuze fantasie van Anton
Dautzenberg was, met als beoogd zij-effect het toebrengen van reputatieschade
aan ondergetekende. Een onrechtmatige daad kortom.
De
hoofdredactie van de 'kwaliteitskranten' die op dit moment moord en brand
schreeuwen omdat ze vrezen tot huis-aan-huisblaadjes te worden gedegradeerd
('Stop de moord op het Limburgse woord'), die hoofdredactie is druk bezig zélf
de positie van haar kranten te ondergraven.
De heer
Brinkman noemt 'literair' wat volstrekt niet literair is en weet daarbij het
gezicht kennelijk strak in de plooi te houden. Om te huilen. Luisteraars en
lezers schateren het uit: kon de heer Brinkman niks beters verzinnen als hij dan tóch niet met de billen
bloot wilde?
Maar het
werd nog erger. De hoofdredactie van DL en LD waren eigenlijk
heel tevreden met het stuk, zei Brinkman. Het vermengen van feiten en fictie,
zeg maar gewoon waarheid en leugen, werd wel meer 'gebruikt'. Ja, in Privé en
in Boulevard en noem maar op. Maar ook in een kwaliteitskrant, eh...,
een krant..., een krant die geen blaadje wil worden...?
Het
vermengen van feiten en fictie was ook in Dautzenbergs stuk 'wel gelukt',
stelde de heer Brinkman tevreden vast. En wat stelde hij ten slotte ook nog?
Dit is wat hij zei:
Had hij van
tevoren geweten dat er verzonnen citaten in dat door DL en LD
gepubliceerde stuk stonden, dan had hij dat in een toelichtinkje erbij laten zetten, zodat de lezer 'zelf zijn
oordeel kon vellen.'
O, zo zit
dat! De hoogwaardige journalistieke toekomst van Dagblad De Limburger en
Limburgs Dagblad is er dus een waarin de lezer zelf maar het verschil
moet zoeken tussen feiten en fictie, waarheid en leugen, in door de redactie
als mogelijk onbetrouwbaar aangemerkte artikelen die zij publiceert.
Ik geloofde
mijn oren niet.
Weet u,
heren, weet u lezer, wat ik vind?
Als dit de
redactionele lijn wordt, kunnen die twee Limburgse kranten voor mij door het
putje.
En ik zeg u:
daar is geen woord fictie bij.
Wiel Kusters