woensdag 21 maart 2018

Gaan waar de woorden gaan


Sommige mensen lossen graag kruiswoordpuzzels op, andere cryptogrammen.
Dat is niets voor mij.
Wat ik wel graag doe, is binnen het uur een gedicht schrijven aan de hand van rijmwoorden die door een andere dichter worden aangereikt.

Vanochtend deed ik dat met als uitgangspunt het gedicht ‘De hoed’ van S. Vestdijk. Het was een willekeurige keuze. Bladerend in de Nagelaten gedichten zocht ik, door mijn oogharen kijkend, een sonnet en noteerde zonder het gedicht te lezen vlug de rijmwoorden.

Dit waren de woorden waarmee ik het vandaag moest doen:

wég / last / gast / aangezegd / vast /neergelegd / eg / was / kind’ren / goed / hind’ren / ópspringt / hoed / wringt

Ik besloot de accenten op ‘wég’ en ‘ópspringt’ te schrappen en ‘kind’ren’ en ‘hindr’en’ te schrijven als kinderen en hinderen. Toen schreef ik, het pad van Vestdijks rijmwoorden volgend:

BERM

Je koos steeds voor de ingeslagen weg
terwijl je daar al líep, jezelf tot last.
Op weg naar waar je blijven wou als gast,
al was jou je vertrek al aangezegd.

In ergens zíjn geloofde je nog vast.
Bestemming was in voortgang neergelegd,
want waar je keek: de geultjes van een eg
(terwijl geen zaaier te bekennen was).

Als je niet werd zoals de kinderen,
kwam alles in de avond wel weer goed.
Dan kon geen vader je nog hinderen.

Maar ik zie plots hoe je de berm opspringt:
een schaap ontvlucht de kudde die ik hoed.
Een zin, een woord dat zich naar vrijheid wringt.

Ben je nieuwsgierig naar het oorspronkelijke gedicht van Vestdijk?
Het dateert uit maart 1932.
Hier is het.

DE HOED

Hij liet zijn kind’ren en zijn schulden wég
En sprak van mindr’e en van and’re last,
Drie uren lang was ik zijn liefste gast,
Toen werd er weer een koopman aangezegd.

Ik zag, dat hij het goed had, zich bij ’t vast
Bestaan als in een hok had neergelegd.
Zijn ketting dacht hij nuttig als een eg,
En sleepte hem niet meer dan noodig was. –

Ik haat zijn vrouw niet en zijn beide kind’ren,
Want die instincten zijn mij veel te goed
Om te verwerpen; ’t kan mij ook niet hind’ren,
Dat hij voortdurend oplet, opzit, ópspringt:
Het maakt hem levendig!... Maar ‘k háat zijn hoed,
Dien hij afborstelt voor hij ‘m op zijn kop wringt.

(S. Vestdijk, Nagelaten gedichten. Bezorgd door T. van Deel, G. Middag en H.T.M. van Vliet)

dinsdag 20 maart 2018


In juni verschijnt bij Uitgeverij Cossee:

DE WITTE HELM

Een 'beeldverhaal' dat ik maakte met de fotograaf Frans Welters.



September 1944. Geallieerde troepen rukken op in Zuid-Limburg. De NSB-burgemeester van Sittard slaat op de vlucht en zoekt met vrouw en kinderen een heenkomen in Duitsland. In Neder-Silezië (nu Polen), later in de Duitse stad Soest, die te maken krijgt met hevige bombardementen.

Het is voor zijn zesjarige zoontje het begin van een langdurige raadselreis. Blijvende onrust, herinneringen die hem niet loslaten. Geheugenbeelden die hem tot een sociaal bewogen fotograaf zullen maken, maar waaraan geen einde kan komen voordat hij zichzelf gezien zal hebben als het bijna tot fictie vervaagde kind dat hij was – het kind met de witte helm.


vrijdag 9 maart 2018




Windcertificaat

In memoriam  Oscar Timmers (J. Ritzerfeld)

Zijn kleur is van vallend blad,
zijn nerf rimpeling van water.

Aan zijn vlagen verhangt zich je vlag,
aan zijn woede heelt zich je rots.

Hij glijdt over daken, valt van torens,
sluipt over de drempel, nestelt zich
in nissen van je huis waarvan je het bestaan
niet kent.

Ik kan je niet beloven dat het went
noch dat hij weer weggaat
omdat uit je laatste adem hij
zich telkens weer verwekt.

Wiel Kusters