dinsdag 31 mei 2016

In memoriam Fred van Leeuwen (Maastricht 1925 - Maastricht 2016)


In de kerk van Oud-Caberg (Maastricht) is vandaag afscheid genomen van de journalist en radiomaker FRED VAN LEEUWEN, die 24 mei op negentigjarige leeftijd is overleden.

Fred van Leeuwen, geboren in 1925, was een markante, kritische en stimulerende persoonlijkheid in het culturele leven van Limburg, waarvan hij de huidige provinciegrenzen overigens sterk relativeerde. Hij schreef voor De Linie, Vrij Nederland en het Katholiek Bouwblad en was daarna programmamaker bij de Regionale Omroep Zuid (ROZ, een afdeling van de NOS) en de BRT.

Tot zijn grote literaire liefdes behoorden James Joyce en Marcel Proust, over wie hij intelligente en speelse klankbeelden samenstelde.

Daarnaast was hij een groot liefhebber van het werk van PIERRE KEMP, de wat schuwe dichter die hij na veel heen en weer in 1956 en 1958 voor de microfoon van de ROZ wist te krijgen. (De tekst van de beide in veel opzichten unieke interviews is te vinden in het in 1980 verschenen, aan Kemp gewijde nummer van De Engelbewaarder: Pierre Kemp. Man in het zwart, heer van het groen).

Samen met onder anderen Fernand Lodewick, Harry G.M. Prick en Karel Reijnders heeft Van Leeuwen zich – in de door hen opgerichte Pierre Kemp Stichting – bijzonder ingezet voor wat ik zou willen noemen de propaganda voor de voortplanting van het geloof in Kemp. (Propaganda Fide.)

Ook voor JAN HANLO was Fred van Leeuwen een waardevol contact; hij vond voor zijn literaire en artistieke invallen een welkom podium bij ‘Van Leeuwens’ ROZ, die in Limburg druk beluisterd werd.

Zelf had ik het genoegen door Fred van Leeuwen, die in 1973 tot hoofd van de R.O.Z. was benoemd, te worden aangezocht als medewerker aan zijn ‘Journaal van de kunst en zo’ (dat ik later van hem overnam onder de titel ‘Het geheim’).
Het moet in 1974 zijn geweest. Van Leeuwen had mij voor dat programma geïnterviewd over gedichten die ik in De Gids en andere tijdschriften had gepubliceerd.
Na de uitzending belde hij op met de vraag of ik niet zelf een wekelijkse bijdrage wilde leveren. Dat wilde ik graag, en hij gooide me meteen in het diepe. Kort voor Kerstmis 1974 maakte ik met hulp van een technisch assistent een reportage vanuit het Huis van Bewaring in Maastricht: gesprekken met enkele gedetineerden naar aanleiding van gedichten die zij hadden geschreven voor (meen ik) de Bajeskrant. Dat waren gevoelige gesprekken waarin uiteraard ook de beleving van hun gevangenschap ter sprake kwam.

Samen met Fred van Leeuwen monteerde ik de opnames tot een item voor het ‘Journaal van de kunst en zo’. In een aantal wekelijkse sessies leerde ik van hem het vak van radiomaken – zoals dat vak tóen was: werken met de nagra, bedenken wat je met je opnames wilde, teksten schrijven, muziek uitzoeken en daarna met een technicus het programma monteren. En vervolgens ook nog omroeper van dienst zijn. Het was een heerlijke tijd, waarin ik op zeker moment ook nog mijn weg naar Hilversum vond, als medewerker aan de literaire KRO-rubriek Spektakel (Jan Starink, Louis Houët) en maker van de wekelijkse 10-minutenrubriek 'Over poëzie' op wat toen nog Hilversum 4 heette.

De briljante Fred van Leeuwen was een voorbeeldige leraar.
Ook voor zijn luisteraars. Waar de regionale kranten destijds maar moet moeite (soms) in slaagden, deed hij met gemak: Limburgs ramen en deuren openzetten naar een - ook historisch gezien - groter Nederlands-Belgisch-Duitse cultuurgebied dan de provinciegrenzen leken te dicteren.

maandag 30 mei 2016

Erinnerungen an meine Freundschaft mit Oskar Pastior (1927-2006)





Zweimal machte Oskar Pastior mir ein Gedicht zum Geschenk. 

Das eine findet sich in Jo Peters: De onderste steen (Landgraaf, Herik, 1988), das andere in Anneke Brassinga (red.), Jij graaft, wij graven (Zutphen, De Lange Afstand, 1997).

Und wer will, liest sie nun auch hier.

***

projekte mit wiel

statt über dinge zu reden
setzen wir uns auf die hosen

wenn man sich mal trifft dann ist
es zwischen dortmund rom und essen

das problem is meistens dann je-
ne ungeklärte reihenfolgereihe

oder was da eigentlich für ein
unterfangen längst im gang ist

während wir doch gar nicht wissen
was im grunde schon herauskommt

darum ist was wir uns je zu sagen
haben immer wieder so ein tekst

und wiel meint in zusammenhang da-
mit setzt etwas spielend sich über

oskar pastior


***



eine talkonstruktion für wiel

– ganz dicht an der sohle ent-
lang, am unteren rand zwischen
talpa und tra, wo in gestalten
sprache anhebt durch ein traum-
portal und nostalgie am etalon
so um und um und extraschmal bis
autonom firmamental sich einen
trampelpfad zu bahnen – kleine
schneise tantalosfraktal ‘wie
käuze die in bündeln durch die
regel fliegen’ – tramont, bra-
bant, trajekt ultramarin men-
tal: ein deltalambda tragisch
auf dem radius der trasse via
klausthal via via travemünde

Oskar Pastior


In diesem Gedicht spielt OP mit dem niederländischen Wort 'taal', auf Deutsch: Sprache.