DICHTERSCHAP
‘V is
een visser, met vis in zijn schuit’
Ik zwem door
mazen, maar er is geen net,
kan alle
kanten op, ook achteruit.
Mijn
soort is in dit water uitgezet,
maar
vissers hebben het voor ons verbruid
door
niet te talen naar de oude wet
dat zelfs
het water zijn beperking kent
voor wie
er uit de maalstroom wordt gered
omdat
hij snel voorbij zijn kieuwen zwemt.
Ik ben
een vis, ik ben een hele school
tot in
mijn graten toe, die niemand eet.
Vermenigvuldigd
door die ene angst:
dat ik
ontkomen zal bij elke vangst,
dat ik
de enige ben die men vergeet,
die als
ondood door zijn woorden doolt.
5 januari 2021